Reglement
  Printen / Download
Reglement
 

Met trots presenteren wij het Puzzelreglement Midden-Nederland, een reglement speciaal samengesteld voor het rijden van puzzelritten. Dit reglement is ontstaan uit een unieke samenwerking van zes puzzelverenigingen in het centrum van Nederland. Als basis voor dit reglement heeft het alom bekende BRR-2000 reglement van de NRF gestaan en uiteraard is het goede hieruit behouden. Wij hebben dit reglement samengesteld, omdat het standaard BRR-2000 reglement over een aantal zaken niet genoeg duidelijkheid geeft, waardoor regels bij verschillende verenigingen niet hetzelfde werden geïnterpreteerd. Omdat dit geen goede zaak is voor deelnemers die bij meerdere verenigingen rijden en dit bovendien het imago van onze mooie rittensport niet ten goede komt, hebben wij besloten een vernieuwd reglement samen te stellen. Vele regels zijn verbeterd en duidelijker omschreven en artikel 10 en 11 zijn toegevoegd. De zes verenigingen creëren een breed draagvlak die het Puzzelreglement Midden-Nederland, als het aan ons ligt, mogen laten uitgroeien tot een reglement waar heel puzzelritminnend Nederland op gaat rijden.
 

  

 

 

 

 

 

 

 

 

1. ALGEMEEN

Een puzzelrit wordt verreden aan de hand van een in de Nederlandse taal gestelde routebeschrijving, die bestaat uit een aantal routeopdrachten. U bent tijdens de rit verplicht alle geldende verkeersregels in acht te nemen.

Doel van de rit is de routeopdrachten (al dan niet) uit te voeren volgens de in dit reglement opgenomen artikelen binnen de daarvoor gestelde tijd. De organisatie controleert dat door het plaatsen van route- en tijdcontroles.

Op uw starttijd ontvangt u behalve de routebeschrijving een controlekaart, waarop de getallen of letters van de routecontroles, die u onderweg aandoet, genoteerd moeten worden.

Het niet aandoen van een routecontrole langs de goede route c.q. het aandoen van een routecontrole langs een foute route levert 30 strafpunten op. Het te laat aandoen van de finishcontrole levert 1 strafpunt per minuut tijdafwijking op. Een tijdcontrole meer dan 60 minuten te laat aandoen betekent niet-klassering!

 

2. ROUTEBESCHRIJVING

a. Een routebeschrijving bestaat uit:
  1.

genummerde routeopdrachten (1, 2, 3, enz.), waarbij elke routeopdracht dient te leiden tot één (niet gedwongen) verandering van rijrichting; opdrachten volgens artikel 11 mogen leiden tot meerdere veranderingen van rijrichting;

  2.

neutrale opdrachten (A, B, C, enz.), waarbij de deelnemer zonder problemen door een deel van de route geleid wordt; dergelijke opdrachten behoeven niet te leiden tot verandering van rijrichting.

b.

Indien (een gedeelte van) een routeopdracht onderstreept is, dan hoeft van (dat deel van) de routeopdracht geen probleem gemaakt te worden, bijvoorbeeld: 1. na viersprong, voor asfaltweg R ('viersprong' en 'voor' zijn geen probleem).

c.

Zolang een routeopdracht niet uitvoerbaar is, dient zoveel mogelijk rechtdoor gereden te worden.

d.

Indien een routeopdracht nooit uitvoerbaar is (bijvoorbeeld omdat er een spelfout in voorkomt), dient rechtdoor gereden te worden tot een routecontrole met een herstelopdracht, of tot een herstelopdracht.

e.

Losse obstakels zoals geparkeerde voertuigen, containers en dergelijke, worden geacht de route en het zicht niet te belemmeren.

 

3. CONTROLES

a.

Een onbemande routecontrole, waarvan een voorbeeld bij de inschrijftafel is geplaatst, is voorzien van een letter of getal welke u zelf in het eerstvolgende lege vakje van uw controlekaart dient te noteren. Bij een onbemande stempelcontrole, herkenbaar aan een oranje vlag, plaatst u de afdruk van de stempel in dit vakje.

b.

Bij een bemande controle, herkenbaar aan een oranje vlag, dient u te stoppen en de controlekaart af te geven. De startcontrole is herkenbaar aan een blauwe vlag. Een tijdcontrole is herkenbaar aan een witte vlag en de finishcontrole is herkenbaar aan een gele vlag.

c.

Alleen rechts aan de route geplaatste controles en/of herstelopdrachten mogen worden aangedaan c.q. uitgevoerd.

d.

Herstelopdrachten kunnen op of bij een routecontrole voorkomen. Herstelopdrachten kunnen ook zonder routecontrole voorkomen. Herstelopdrachten dienen met voorrang op de routeopdracht waarmee men bezig is te worden uitgevoerd. Herstelopdrachten kunnen opdracht geven tot het opnieuw uitvoeren van een routeopdracht. Voor de uitvoering van herstelopdrachten gelden dezelfde regels als voor de uitvoering van vergelijkbare routeopdrachten; artikel 8.b.4 is echter niet van toepassing op in herstelopdrachten gebruikte oriënteringspunten. Alleen kennelijk door de uitzetter geplaatste herstelopdrachten mogen worden uitgevoerd. Foutieve herstelopdrachten worden niet gegeven.

e.

Herstelopdrachten kunnen in code zijn vermeld. Hieronder treft u de mogelijke herstelcodes aan, waarbij in plaats van de vermelde cijfers elk ander getal en in plaats van de L (links) ook een R (rechts) kan voorkomen:

  1L - eerste weg links XL - viersprong links
  AL - asfaltweg links YL - driesprong links
  KL - klinkerweg links VL - VRW links
  EL - einde weg links VO - VRW oversteken
  3x: - bij de derde maal aandoen XO - viersprong oversteken
  HK - hier keren      
  BM -

bezig met routeopdracht (bijvoorbeeld BM 4/6: 2AL betekent: indien bezig met routeopdracht 4, 5 of 6: tweede asfaltweg links)

  C: -

herstelopdracht geldt alleen voor de C-klasse (elke klasse of combinatie van klassen is mogelijk, bijvoorbeeld AB:, BC:, A:, enz.).

   - doorgaan met routeopdracht 7 van de routebeschrijving
   

Voorbeeld van een onbemande routecontrole:

Letter A noteren in het eerstvolgende vakje (of in het aangegeven vakje) van de controlekaart en vervolgens de herstelcode uitvoeren. Dus: keren (HK = hier keren) en asfaltweg links (AL = asfaltweg links) uitvoeren. Daarna verder gaan met routeopdracht 19 (omcirkeld getal geeft aan met welke routeopdracht moet worden verder gegaan).

 

4. RITPIJLEN

a.

Een aan de route geplaatste ritpijl, uitgevoerd conform een bij de inschrijftafel geplaatst model, geeft een verplichte rijrichting aan. Een tegen de rijrichting in wijzende ritpijl mag niet worden gevolgd.

 
van B naar A: 1e weg L
van C naar A: 2e weg L
b.

Op iedere situatie waar een ritpijl is geplaatst, worden de wegen, die men vanwege de ritpijl niet mag inrijden geacht niet aanwezig te zijn.

 

5. WEGEN

a.

Onder wegen worden verstaan alle voor het openbaar rijverkeer openstaande inrijmogelijkheden, welke gezien vanuit de rijrichting met een personenauto en motor kunnen en mogen worden bereden.

b.

Om een weg als oriënteringspunt te kunnen gebruiken dient deze uit te monden op de bereden route en te worden beoordeeld vanaf het begin tot aan de eerstvolgende zijweg of tot zover zichtbaar is. Het begin van deze weg (de uitmonding) is dan oriënteringspunt.

c.

Een weg kan naar aard (bijvoorbeeld asfaltweg, klinkerweg) worden aangeduid. Een weg kan niet naar aard worden aangeduid als de weg meer dan één aard heeft (bijvoorbeeld asfalt overgaand in klinkers).

d.

Een weg kan naar karakter (bijvoorbeeld voorrangsweg, autoweg) worden aangeduid, waarbij het verkeersbord in de betreffende weg dient te staan. Een weg kan niet naar karakter worden aangeduid als de weg meer dan één karakter heeft (bijvoorbeeld zowel voorrangsweg als autoweg).

e.

Een weg kan naar naam (bijvoorbeeld "Zijpendaalseweg") worden aangeduid, waarbij het straatnaambord in de betreffende weg dient te staan en bij het begin van de weg niet geheel gepasseerd mag zijn. Een weg kan niet naar naam worden aangeduid als de weg meer dan één naam heeft.

f.

Een weg, die duidelijk zichtbaar doodlopend is of voorzien is van een verkeersbord aanduidende doodlopende weg, een bord met de tekst DLW of een zogenaamde groene brievenbus, wordt geacht niet aanwezig te zijn.

 

 

     
  van A naar B : 1e weg R
van A naar C : 2e weg R of autoweg R
van A naar D : 3e weg R
van A naar E : 4e weg R
  van A naar F : 5e weg R of "Zijpendaalseweg" R of klinkerweg R
van A naar G : 2e weg L
 

6. WEGSITUATIES

Onder een wegsituatie wordt één der onderstaande samenkomsten van wegen verstaan:

a.

voorrangswegsituatie (VRW), alleen beoordeeld komende vanuit de richting vanwaar men door zogenaamde 'haaientanden' en/of een verkeersbord aanduidende (stop:) verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg kan constateren dat men voorrang moet verlenen.

b.

einde weg: een samenkomst van drie wegen, waarbij de linker- en de rechterweg in elkaars verlengde liggen en waar men niet rechtdoor kan rijden.

c.

driesprong: een samenkomst van drie wegen, waar de weg waarop men rijdt zich in voorwaartse richting splitst in twee andere wegen.

d.

viersprong: een samenkomst van vier wegen, waarop naar rechts, naar links en (min of meer) rechtdoor gereden kan worden.

 

 
van B naar E :
van B naar F :
van C naar F :
van C naar G :
van G naar H :
van I  naar D :
 
van J naar G :

 
einde weg R
einde weg L
einde weg R
einde weg L
driesprong R
viersprong L
of VRW L
1e weg R

 

7. AFKORTINGEN

In een routeopdracht zijn uitsluitend de volgende afkortingen toegestaan:
L
R
H
1e (2e) enz.
-
-
-
-
links
rechts
huisnummerbord
eerste (tweede) enz.
WW - officieel (ANWB) of kennelijk door de uitzetter geplaatst richtingbord, geen P of voorrichtingbord zijnde, dat verwijst naar tenminste één woonplaats in Nederland
P
 
RC
VRW
-
-
-
verkeerspaddenstoel (ANWB), die verwijst naar tenminste één woonplaats in Nederland
onbemande routecontrole of onbemande stempelcontrole
voorrangswegsituatie (zie artikel 6.a.)

De eerste regel in dit artikel legt geen beperking op aan tussen aanhalingstekens geplaatste leesbare aanduidingen in straatnamen (artikel 5.e.) en teksten (artikel 9).

 

8. ORIËNTERINGSPUNTEN

a. Oriënteringspunten zijn vaste objecten, zoals bijvoorbeeld:
  1. brievenbussen, kerken, scholen, bruggen;
  2.

afbeeldingen van objecten, met uitzondering van afbeeldingen van wegwijzers; deze objecten zijn gelijk aan de werkelijke objecten (na school R betekent na een school of na een afbeelding van een school rechts);

  3.
4.
wegen en wegsituaties;
teksten (zie artikel 9).
b.

Het is niet toegestaan gebruik te maken van objecten die: 

  1.

gezien vanuit de rijrichting geheel achterwaarts zijn;

  2.

zich geheel links van de as van de bereden route bevinden, met uitzondering van wegen in routeopdrachten als bijvoorbeeld: "Zijpendaalseweg" L, klinkerweg L of 2e asfaltweg L (beide asfaltwegen dienen zich links te bevinden);

  3.

zich in een opstal bevinden;

  4. in de vorige of in dezelfde routeopdracht al als oriënteringspunt zijn gebruikt, bijvoorbeeld:
      1. na 2e lichtmast R
2. na lichtmast L
Dit moeten drie verschillende lichtmasten zijn!
   

Wordt bijvoorbeeld de routeopdracht 1. voor lichtmast R(L) gebruikt, dan dient de laatste inrijmogelijkheid voor dit object te worden gebruikt. Wordt ook een weg als oriënteringspunt gebruikt, bijvoorbeeld in de routeopdracht 1. voor lichtmast asfaltweg R(L), dan dient de eerste asfaltweg te worden gebruikt, nadat u de lichtmast als oriënteringspunt heeft waargenomen. Uiteraard dient de asfaltweg zich voor de lichtmast te bevinden.  

   

van A naar B:
1. voor lichtmast asfaltweg R
(weg B is de eerste asfaltweg voor lichtmast 1)
 

van A naar B via C:
1. na "A", 1e weg R
2. 1e weg L
(weg C niet tweemaal gebruiken)
 
van A naar B via C:
1. voor lichtmast R
2. na lantaarnpaal L

   

(weg C is de laatste mogelijkheid voor lichtmast 1; lichtmast 1 in opdracht 2 niet nogmaals gebruiken)

c.

Oriënteringspunten dienen in de aangegeven volgorde en geheel achter elkaar bereikt te worden (bijvoorbeeld: na kerk en school R, voor lichtmast en schrikhek L, bij brievenbus en lichtmast L).

d. Onder een wegwijzer wordt verstaan: een P of WW
 

(zie artikel 7). Een kennelijk door de uitzetter geplaatste WW bevat - naast (een) eventueel op het bord aanwezige pijl(en) - uitsluitend één of meer Nederlandse plaatsnamen.

e.

Om een brug als oriënteringspunt te kunnen gebruiken, dient deze deel uit te maken van de weg waarop men rijdt of van een weg die uitmondt op de bereden route. De brug dient aan tenminste één zijde te zijn voorzien van een leuning of muur(tje).

f.

Indien een oriënteringspunt wordt gebruikt dan mag (mogen) in dezelfde en/of eerstvolgende routeopdracht één of meerdere onderdelen van dit oriënteringspunt worden gebruikt en omgekeerd.

 

9. TEKSTEN

Een oriënteringspunt dat in de routeopdracht in hoofdletter(s) en/of cijfer(s) en/of teken(s) en tussen aanhalingstekens staat vermeld, moet men als tekst waarnemen. Dit oriënteringspunt, dat op (aan, in) één vast voorwerp moet voorkomen, dient in zijn geheel in de routeopdracht te worden vermeld. In dit artikel wordt onder tekens verstaan: leesteken(s) en/of andere teken(s) waarvan men redelijkerwijs kan aannemen dat zij als (deel van een) tekst kunnen worden beschouwd (bijvoorbeeld >, { , +, @, \). Na "SCHOOL" R betekent dat men na de tekst SCHOOL rechts moet gaan.

  

10. VERKEERSBORDEN EN STRAATNAAMBORDEN

Zelfgemaakte verkeersborden zijn rechtsgeldig, ook al is de grootte afwijkend; vorm en/of kleur mogen iets afwijken. Zelfgemaakte straatnaamborden zijn witte borden met zwarte tekst, waarvan de als straatnaam dienende tekst is onderstreept. Deze streep maakt geen onderdeel uit van de tekst.

 

11. AANHOUDEND

Wordt in een routeopdracht de term aanhoudend gebruikt, dan houdt dit in dat het gedeelte van de routeopdracht dat is vermeld na de term aanhoudend, tenminste tweemaal volledig uitgevoerd dient te worden alvorens met de volgende routeopdracht begonnen mag worden. De routeopdracht is afgesloten zodra (het) een oriënteringspunt van de volgende routeopdracht op zodanige wijze is bereikt dat die routeopdracht uitgevoerd kan worden.

 

omhoog

  Volg ons op
     AMBC op Facebook     AMBC op Twitter